Omdat zijn start niet zo goed was met een grauwe kleur, niet huilen en hij was heel slap, werd er een ambulance gebeld. Sen moest met de ambulance mee naar het ziekenhuis. Mijn man reed er in onze eigen auto achteraan. En ik zou later met de verloskundige naar het ziekenhuis komen nadat ik een beetje opgefrist was.
Eenmaal in het ziekenhuis aangekomen (het was inmiddels 04.00u ’s nachts), hadden we al een eerste gesprek met de dienstdoende kinderarts. Zij legde ons uit hoe het nu verder zou gaan. In de ochtend zou er bloed afgenomen worden en dit zou worden opgestuurd naar het Radboud zodat ze daar een chromosomentest konden uitvoeren om vast te stellen of het inderdaad Downsyndroom was. De uitslag zou waarschijnlijk wel pas maandag binnenkomen.
Sen lag inmiddels op de couveuseafdeling. Hij kreeg een voedingssonde in zijn neusje. Een neusbrilletje voor extra zuurstof en een aantal plakkers om zijn hartje en ademhaling in de gaten te houden. Het was niet fijn om te zien, maar gelukkig konden ze hem zo goed in de gaten houden. Nadat we nog even bij ons zoontje hadden gezeten, ging mijn man naar huis en ik kreeg een kraamkamer in het ziekenhuis.
Na een kort nachtje ging ik ’s ochtends al vroeg naar de couveuseafdeling om Sen te voeden. Helaas was hij niet sterk genoeg en zijn mondmotoriek niet voldoende om uit de borst te kunnen drinken. Ik probeerde om hem afgekolfde melk via een flesje te geven. Helaas lukte dit ook niet goed genoeg, dus kreeg hij borstvoeding via de sonde toegediend.
Veder deed ons mannetje het super. Hij had de nacht goed doorgebracht, alleen zijn zuurstofsaturatie (zuurstofgehalte in het bloed) was niet voldoende. Hierdoor zou hij nog wel even in het ziekenhuis moeten blijven.
Natuurlijk waren wij inmiddels onze familie en vrienden gaan bellen om te vertellen dat ons derde kindje was geboren. We hebben toen ook meteen tegen iedereen verteld dat Sen waarschijnlijk downsyndroom heeft. Gelukkig reageerde iedereen heel positief en begripvol. Omdat we inmiddels wel wisten dat Sen geen ernstige hartafwijking heeft, iets wat vaak voorkomt bij downsyndroom, konden we dit ook meteen doorgeven. Daar was iedereen, inclusief wij zelf, natuurlijk erg blij en opgelucht over.
In de dagen die volgden bleef ik in het ziekenhuis en reed mijn man met onze andere kinderen steeds op en neer. Gelukkig hadden zij vakantie, dus konden ze veel en vaak bij mij en Sen zijn. Onze dochter was erg trots op haar nieuwe broertje en wilde dan ook graag steeds met de kraamvisite op de couveuseafdeling gaan kijken. Onze zoon vond het toch allemaal wel erg spannend met al die slangetjes, monitors, piepjes en al dat verpleegkundig personeel dat er rond liep. Hij bleef liever op mijn kamer.
Het waren drukke dagen, waarin wij zoveel mogelijk bij Sen probeerden te zijn en van hem te genieten. Maar toch was er natuurlijk onzekerheid van het wachten op de definitieve uitslag.
En op maandagmiddag kwam de kinderarts binnenlopen. “Hebben jullie even, Ik heb de uitslag.”